Mijn blik, een rondje door de kamer.
Blijft hangen op de muur.
De gouden platen, ze zijn van mij.
Van liedjes die we samen zongen.
Mijn vader en ik.
Een dun laagje goud, hoe toepasselijk.
Later zal blijken hoe dun geluk eigenlijk is.
Als ik de telefoon neerleg bel ik naar school.
Mijn allereerste baan als juf.
Een jonge juf van negentien jaar met dromen en idealen.
Vandaag zal ik er niet zijn.
Snel kleed ik me aan en terwijl hij naar zijn werk moet ga ik naar Harderwijk. Een kleine ruimte waar mijn vader op een tafel ligt. Ingesnoerd op een brancard. “Ik heb het zo koud”, zegt hij, en trilt. Mijn moeder zit op een stoel aan de zijkant, mijn broertje komt binnen. “Ik kan nooit meer lopen, ik voel mijn benen niet.” “Alles komt goed”, zeggen we tegen hem.
In het vakje van de deur vinden we zijn gouden armband.
Mijn moeder zegt: “Hij is zijn gouden armband kwijt. Waarschijnlijk ligt hij in de auto. Willen jullie hem gaan zoeken?” De auto staat ergens op een trailer in Harderwijk. Met mijn broertje doorzoek ik de auto. Er is geen ruimte meer op de plek waar je benen horen te zijn. Het motorblok en de hele voorkant van de auto hebben die plek nu ingenomen. Samen halen we alle spullen uit het kastje en voelen onder de stoelen. In het vakje van de deur vinden we zijn gouden armband. Hij zit onder het bloed, maar ik doe hem in de plastic tas. We zijn zestien en negentien jaar en denken er niet bij na. Niemand zal daarna ooit aan ons vragen of we daarin hulp nodig hebben. We verwerken het allebei op een andere manier.
Ondertussen wordt mijn vader overgebracht naar een groter ziekenhuis. Daar start een operatie. Als we de gang binnenkomen zie ik mijn moeder zitten. Ze zit op de grond met haar knieën opgetrokken en haar rug tegen de muur. Wat ze nooit laat zien, is nu zichtbaar. Ik zie paniek en angst in haar ogen. Tijdens de operatie blijkt er veel meer mis te zijn. Zijn hartslag stopt. Reanimeren met grof geschut, gebroken ribben en aan de beademing. Wachten op een uitslag die de beslissing zal maken. Tussen leven in dood.
Een klein kamertje.
Een klein groepje mensen.
Een dokter die binnenkomt.
In de dagen erna, terwijl hij vecht voor zijn leven, zie ik mijn moeder weer opveren. Alsof er een grote kracht in die kleine witte gympies zit. Met een onophoudelijke stroom van doorzettingsvermogen zal ze ons allemaal inspireren. Terwijl andere mensen hun geliefden verliezen in de kamers naast ons, blijft zijn hartslag kloppen en leert hij weer ademen.
Wil je mijn hele levensverhaal lezen en geïnspireerd raken door woorden van moed en liefde? Lees dan hier GRATIS mijn boek ‘De kracht van liefde’.